Vroeger had ik werkelijk een pesthekel aan pastel. Meisjes bij mij in de klas op de lagere school, droegen lichtroze jasjes met een ceintuurtje. Een mintgroen badstof zomerpakje, of erger – lichtgeel gebreide vestjes van piepend acryl.
Brrr, ik wilde dat niet. Ik ging nog liever naar de jongensafdeling van de Peek & Cloppenburg in Zwolle, dan iets te moeten passen uit die week oplichtende rekken met jurkjes en rokjes van de meisjes etage.
Dus kocht mijn moeder voor mij een jongensjas met een grote rode streep over het midden. Dat stemde me tevreden.
Toen het in de jaren 1980 de trend was om knaloranje of gele polo’s te dragen en felle kleuren met elkaar te combineren – liefst in het formaat zak – kon je mij als puber met lange sprietarmen en -benen daarin uittekenen. Zelfs in mijn Laura Ashley periode in de jaren ’90, pikte ik de bonte bloemetjesjurken uit de rekken van de winkel in Groningen waar ik studeerde. Natuurlijk alleen tijdens de opruiming. De keurige dame van de winkel trok altijd haar wenkbrauwen op als ik met mijn vriendinnen tijdens de uitverkoop de winkel weer onveilig maakte. De jurken met knoopjes en pofmouwtjes verdwenen uiteindelijk in de verkleedmand. Eentje van rode tricotstof – met bloemetjes uiteraard – trok ik er telkens weer uit als ik zwanger was en op het eind niets meer paste.
Pastel was niet dus mijn ding. Ik herinner me een gesprekje met een vriendin over modetrends van vroeger die we nooit meer terug wilden zien. We somden griezelend macramé, gebreide truien van langharig mohair, brede schoudervullingen, hoge spijkerbroeken in het zogenaamde ‘tulp’ model, pastelkleurige kleding en de te kleine thuispermanent, op. Van deze lijst is onderhand meer dan mij lief is weer ‘in’, maar laat iemand subiet militair ingrijpen als er mensen gaan hannesen met vloeipapier, haarrollers en hele enge flesje vloeistof!
Inmiddels is het 2016 en staan er in mijn huis her en der zowaar meubels met lichte kleuren, draag ik een bloesje met zalmroze stippen en heb ik afgelopen winter een mintkleurige wollen jas gekocht. Mijn man merkte bij het showen ervan op dat het model veel weg had van een badjas, maar hij vond de lichte kleur wel heel mooi. Ik snipte dat deze lange jas met lage mouwinzet hip en hot is bij modebewuste vrouwen. Feit is wel dat de complimenten over de jas vooralsnog alleen afkomstig zijn van mijn eigen sekse, maar ik dwaal een beetje af van het onderwerp. Mintgroen dus en daarop op draag ik een gebreide omslagdoek in allerlei lieve kleurtjes. De eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat ik eerst de omslagdoek heb gemaakt en toen de jas erbij aangeschaft…
Tja, het begon dus zomaar toen ik ging haken en breien met kleuren die zwaar neigden naar pastel. Vooral wol met een zacht verlopend kleurenpalet had een enorme aantrekkingskracht op mij. Voor mijn nieuwe boek heb ik ook een aantal projecten van garen met zachtere kleuren gemaakt. Best heel spannend als je uit regenboogland komt!
Kijk, ik ga natuurlijk niet overdrijven; mijn knalroze schoenen blijf ik dragen. De rode pianokruk blijft dienstdoen en de oranje ketel op het fornuis fluit gewoon door als het water kookt.
Toch dringen zelfgemaakte kussens met pastelbloemetjes de woonkamer binnen, staat de mintgroene stoel voor buiten ook redelijk vaak binnen en haak ik nu zelfs aan een kussentje in – hou je vast – lichtroze en lichtgeel. Ik vind het prachtig! Zelfs een Frans groen geschilderd kastje heb ik na jaren weer in ere hersteld en van zolder gehaald. Ik ben niet bang voor eventuele blazers met brede schoudervullingen en opgeborstelde truien van mohair. Als ze maar leverbaar zijn in pastel. Misschien met stiekem een vleugje knalkleur, maar ik ben om!